Geschiedenis van Heiloo
Korte geschiedenis van Heiloo
Heiloo ligt op een langgerekte zandrug, die circa 2000 jaar voor de jaartelling parallel aan de kustlijn is gevormd. De zandrug werd opgeworpen door de zee, waardoor we ook wel spreken van een strandwal. Rondom deze zandrug lag een laag en moerassig gebied. Archeologische sporen hebben aangetoond dat er al vroeg nomaden op deze hogere, droge gronden verbleven.
Ontstaan dorp Heiloo
Het prille dorp Heiloo ontstond rond het jaar 700 rond een klein kerkje, de voorganger van de Witte Kerk. Het veel zuidelijker gelegen buurtschap Oesdom, gebouwd rond de Kapel tegen de grens met het huidige Limmen aan, was een aparte bestuurlijke eenheid tot 1509. Daarna is Oesdom onderdeel geworden van Heiloo. Zowel Heiloo als Oesdom zijn ontstaan rond een waterbron; aan elke is een eigen legende verbonden.
Wegenpatroon noord-zuid
Op de langgerekte, relatief smalle strandwal ontstond een noord-zuid gericht wegenpatroon. In het midden van de wegenstructuur ligt de Hoogeweg op het hoogste punt van de strandwal; in de bebouwde kom bekend onder de naam Heerenweg. In het westen wordt de strandwal begrensd door de Westerweg, en in het oosten door de Oosterzijweg. De Kennemerstraatweg werd pas belangrijk toen hij in de eerste helft van de 19e eeuw als belangrijke verbindingsweg tussen Alkmaar en Haarlem als eerste weg in Heiloo door het rijk met klinkers werd “bestraat”.
Ontginnen natte gronden
De lager gelegen, natte gronden ten westen en oosten van Heiloo werden tussen de 10de en de 12de eeuw ontgonnen. In de eeuwen daarna vestigden zich adellijke geslachten vooral op de overgangen tussen de hogere en de lagere gronden (Ter Coulster, Ypestein). Die locaties werden bepaald door het uitzicht op eventueel vijandelijke partijen, maar ook doordat hun versterkte huizen vaak een slotgracht hadden, die werd gevuld met water dat vanaf de hoger gelegen gronden naar de lagere stroomde.
De versterkte huizen zijn vanaf de 17e eeuw vervangen door landgoederen, die het niveauverschil tussen strandwal en strandvlakte benutten om hun vijvers van stromend water te voorzien (bijvoorbeeld Nijenburg).
Ook veebedrijven vestigden zich op de overgangen van strandwal naar strandvlakte. Karakteristieke stolpen werden voor het wooncomfort gebouwd op de hoger gelegen zandgronden, het vee kon in de lagere strandvlaktes grazen
Vanaf de 19e eeuw werd overgegaan op benutting van de zandgronden op de strandwal; dit betrof vooral akkerbouw en later bollenteelt. Van de latere agrarische fase resteren nog het kleine type stolp, enkele bollenschuren en de pompgebouwtjes.
Eigen identiteit
Heiloo heeft door haar specifieke historie een eigen “identiteit” meegekregen. Doordat deze sterke basiselementen nog zo duidelijk aanwezig zijn, is er in Heiloo sprake van een grote “leesbaarheid” van de ruimtelijke ontwikkeling door de eeuwen heen. Dit maakt het tot een uniek dorp met een hoge ruimtelijke kwaliteit. De volgende kenmerken vormen die identiteit.
- Contrast tussen de bebouwde strandwal en de lege strandvlaktes.
- Stedenbouwkundige opbouw met het sterk noord-zuid gericht wegenpatroon.
- Herkenbaar oost-west gerichte verkavelingpatroon, met houtwallen en hagen.
- Bewust gebruiken van de (oostelijke) overgang van strandwal naar strandvlakte (door versterkte huizen, buitens, nijverheid en industrie).
- Het van oorsprong agrarisch karakter met stolpboerderijen, die gelegen zijn op de overgangen van strandwal en strandvlaktes.
- 19e en 20e eeuwse tuinderactiviteiten aan de zuidzijde van Heiloo.
- Groene scheiding van Alkmaar aan de noordzijde door landgoed Nijenburg.
- Protestantse en katholieke dorpskernen die gescheiden worden door het gemeentebosje.
- Invulling van de historische linten met losse, individuele en niet te grootschalige bebouwing.
- Waterputten waar om heen de twee Middeleeuwse kernen van Heiloo zijn ontstaan; bij de Witte Kerk en op het terrein van Onze Lieve Vrouw ter Nood.
- Nieuwere uitbreidingswijken uit de 20e eeuw, overwegend met groene bermen en zachte overgangen tussen openbaar en privégebied.
- Archeologische overblijfselen, die niet zichtbaar zijn, maar in de bodem van Heiloo aanwezig zijn.